Digitale geletterdheid

 

 

In de digitale samenleving waarin technologie en media een belangrijke plaats hebben, is het niet alleen nodig om geletterd te zijn, maar ook om digitaal geletterd te zijn. Digitaal geletterd zijn zorgt ervoor dat we actief, verantwoordelijk en zelfstandig kunnen meekomen in deze samenleving.

Digitale geletterdheid is een combinatie van kennis en verschillende vaardigheden. Het gaat om:

  • kennis verwerven over digitale technologie
  • omgaan met digitale technologie
  • kritisch en (zelf)bewust gebruiken van de mogelijkheden van digitale technologie
  • inschatten van kansen en risico’s die het gebruik van digitale technologie met zich meebrengt

Daarnaast is een passende houding ook van belang. Digitale geletterdheid is niet voor niets onderdeel van de 21e eeuwse vaardigheden. Leerlingen moeten kunnen omgaan met complexe situaties en situaties die op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Doorzetten bij lastige en open problemen. Samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken. En tot slot ondernemend zijn en op zoek gaan naar nieuwe kennis en toepassingsmogelijkheden.

Digitale geletterdheid in vier domeinen

 

Digitale geletterdheid wordt vaak verdeeld in vier domeinen:

  • Praktische ICT-vaardigheden: benutten van de mogelijkheden van digitale technologie en inzicht hebben in de werking van digitale apparaten
  • Mediawijsheid: kritisch én bewust omgaan met digitale media in een gemedialiseerde samenleving
  • Digitale informatievaardigheden: systematisch, effectief en efficiënt gebruikmaken van digitale bronnen bij het verzamelen, evalueren, verwerken en delen van digitale informatie
  • Computational thinking: (her)formuleren van complexe problemen met behulp van denkvaardigheden en strategieën zodat computertechnologie kan bijdragen aan het oplossen
 
SLO gaat uit van vier domeinen bij digitale geletterdheid:
Mediawijsheid

In deze gemedialiseerde maatschappij hebben we nieuwe competenties nodig om te kunnen functioneren, te produceren en om simpelweg mee te kunnen doen. In 2005 introduceerde de Raad van Cultuur het begrip ‘mediawijsheid’. Toen al werd de impact van media op ons bestaan als iets groots gezien. In de huidige maatschappij zien we allemaal des te meer welke grote rol media speelt in ons dagelijks bestaan. De Raad vat de competenties in het begrip mediawijsheid als volgt samen: “het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld“.

Iedereen mediawijs

Media is overal om ons heen; we gebruiken media om met elkaar in contact te blijven en om onszelf te uiten. Met een smartphone op zak is het eenvoudig om op te hoogte te blijven van alles wat er in de wereld gebeurd. De manier waarop media wordt gemaakt is door de jaren heen veranderd. Van journalisten en producenten naar een wereld waarin iedereen media kan maken.

Media zal niet meer uit onze maatschappij verdwijnen, sterker nog, de verwachting is dat de samenleving steeds verder zal medialiseren. Om optimaal mee te kunnen doen in de samenleving vol media is mediawijsheid onmisbaar. Media is niet meer alleen een middel om op te hoogte te blijven en contacten te onderhouden. We grijpen naar media om een nieuwe baan te vinden, om onszelf te ontwikkelen en bij te scholen, om gezond te blijven en nieuwe relaties te vinden. Juist daarom is het steeds belangrijker dat we de mogelijkheden van nieuwe mediatoepassingen weten te benutten – en soms ook juist weten te weerstaan. Leerlingen hebben mediawijsheid nodig om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die media bieden, zowel in het onderwijs nu, als in de mediasamenleving van straks.

Waarover gaat het bij mediawijsheid?

Bij mediawijsheid gaat het om kritisch en bewust omgaan met digitale media:

  • Digitale media en digitale content – het gebruiken van digitale media, kenmerken van digitale content en het veilig en bewust omgaan met digitale content
  • Online communiceren – het veilig en bewust online communiceren
  • Medialisering van jezelf en de samenleving – de aanwezigheid en invloed die media heeft in je eigen leven en in de samenleving
Digitale informatievaardigheden

Online vind je heel veel informatie. We gebruiken dagelijks zoekmachines als Google om al onze vragen te beantwoorden. Het is belangrijk dat je weet welke online informatie betrouwbaar is. Want: niet alles wat je online vindt, is waar.

Informatie begrijpen en op waarde schatten

Steeds meer informatiebronnen komen digitaal beschikbaar. Omdat we tegenwoordig bijna allemaal een smartphone op zak hebben, kunnen we snel en eenvoudig informatie publiceren. Daarnaast wordt informatie ook vaker gekopieerd, gemanipuleerd en breder verspreid. De hoeveelheid digitaal beschikbare informatie neemt daardoor exponentieel toe. Het wordt daarmee moeilijker om te bepalen welke informatie betrouwbaar is. Daarom is het van belang dat leerlingen op school vertrouwd worden gemaakt met digitale informatie en vaardig zijn in het gebruik hiervan.

Van alle 21e-eeuwse vaardigheden, is ‘Kritisch denken’ waarschijnlijk het belangrijkste. We moeten zelfstandig komen tot weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen. Daarvoor zijn denkvaardigheden nodig (informatie begrijpen en op waarde schatten) en een kritische houding (redenen en oorzaken achterhalen, ruimdenkendheid) met een gezonde reflectie op het eigen denkproces.

Bij digitale informatievaardigheden gaat het om het scherp analyseren en kritisch beoordelen van informatie uit allerlei digitale bronnen op relevantie en betrouwbaarheid. Daarnaast gaat het om het systematisch zoeken en vinden van nieuwe informatie en het omgaan hiermee.

Waarover gaat het bij digitale informatievaardigheden?

Bij digitale informatievaardigheden gaat het over:

  • Informatie zoeken, vinden en selecteren – formuleren van een informatievraag en vastleggen welke gegevens nodig zijn om deze te beantwoorden, bepalen van zoektermen en -strategieën en geschikte digitale bronnen en vervolgens het verzamelen en selecteren van digitale informatie
  • Informatie verwerken, evalueren en presenteren – analyseren en interpreteren van informatie, een standpunt innemen en onderbouwen en bij een specifieke informatievraag ook deze beantwoorden en conclusies trekken; aansluitend het organiseren en presenteren van de gevonden informatie uit diverse bronnen in tekst, tabel, grafisch en/of audiovisueel.
Praktische ICT-vaardigheden

Tegenwoordig zijn we best wel handig met digitale apparaten. Dat is ook nodig om in het dagelijks leven goed te kunnen functioneren. Online iets kopen doen we met internetbankieren, de weg vinden doen we met Google Maps en voor je belastingaangifte heb je een DigiD nodig. Ook op school of op je werk heb je deze basisvaardigheden nodig.

“Leerlingen zijn misschien swipevaardig, maar dat betekent niet dat ze ICT-basisvaardig zijn.”

Allereerst is het belangrijk om te weten wat ICT betekent. ICT staat voor Informatie en Communicatie Technologie. Dat is technologie die ons in staat stelt om te communiceren en informeren. En als we spreken van omgaan met de computer bedoelt men niet alleen de personal computer, desktop of tablet, maar elk apparaat waarin een microprocessor is gebruikt.

Zijn wij ICT-vaardig?

Wanneer we werken met digitale apparaten, apps en software gebruiken voor het werken met tekst, presentaties, spreadsheets, video en audio, dan zijn we al best vaardig.

ICT biedt kansen om het onderwijs te verrijken en te ondersteunen bij complexe vraagstukken, zoals werkdruk van leraren en de motivatie van leerlingen. Denk hierbij vooral aan de mogelijkheden om het onderwijs beter aan te laten sluiten bij het leerproces van iedere leerling. Door het inzetten van ICT kan er een maatwerk aanbod voor leerlingen ontstaan waardoor zij meer en beter worden uitgedaagd.

Waarover gaat het bij praktische ICT-vaardigheden?

Bij praktische ICT-vaardigheden gaat het om kennis en vaardigheden om met digitale technologie om te gaan:

  • Digitale technologie – de impact van digitale technologie en het gebruik in de maatschappij
  • Digitale apparaten – het werken met digitale apparaten en aandacht voor het welzijn en veiligheid
  • Apps en software – het gebruiken en beheren van apps en software, het functioneel gebruiken van apps voor browsen op internet, communiceren en samenwerken; het functioneel gebruiken van apps voor werken met tekeningen, tekst, audio, video, presentaties en spreadsheets
Computational thinking

Als je op internet zoekt op ‘computational thinking’, dan kom je tientallen verschillende uitspraken tegen. Opvallend is dat ze allemaal toch net even iets anders zijn. Vaak wordt gedacht dat ‘denken als een computer’ of ‘programmeren en coderen’ de definitie van computational thinking is.

De groep die denkt dat computational thinking alleen programmeren en coderen is, maakt zich soms zorgen: ‘Willen we dat alle kinderen later programmeur worden?’ Geen gekke vraag, maar niets is minder waar! Wat houdt computational thinking dan wél in?

Geen programmeurs, wel logisch denkers

Op de website van O21 staat een mooie uitleg:

‘Het gaat ons niet om het programmeren zelf. Taalonderwijs is ook niet bedoeld om alleen schrijvers te ‘kweken’. Rekenonderwijs is niet bedoeld om alleen nieuwe wiskundeleraren op te leiden. Met computational thinking willen we geen toekomstige programmeurs opleiden. Het gaat erom dat leerlingen logisch en gestructureerd leren te denken.’ – Jan Angevaare

Daarnaast denken veel mensen dat je voor de vaardigheden bij computational thinking een computer of robot nodig hebt. Computational thinking gaat over het systematisch in stukken hakken van een complex probleem, en vervolgens kijken hoe dit probleem opgelost kan worden. En dat gaat dus prima zonder computer of robot.

Waarover gaat het bij computational thinking?

  • Decompositie – Grote problemen opdelen in kleine stukjes. Daardoor wordt het probleem steeds eenvoudiger op te lossen. Dit is een belangrijke vaardigheid  voor leerlingen. Want door dit goed te beheersen, kunnen zij een groot probleem stap voor stap oplossen.
  • Patroonherkenning – Als een probleem in stappen is opgedeeld, is het tijd om te kijken naar overeenkomsten: patronen. Door de onderdelen die op elkaar lijken op te zoeken, is een (complex) probleem opeens een stuk gemakkelijker omdat je dezelfde oplossingsstrategie kunt toepassen of zelfs dezelfde oplossing kunt gebruiken.
  • Abstractie – Hier gaat het over het filteren van de informatie. Hoofd- van bijzaken kunnen onderscheiden. De kern van het probleem kunnen zien en herkennen wat echt belangrijk is. Wanneer leerlingen dit beheersen kunnen ze effectiever aan de slag.
  • Algoritmes – Hier gaat het over de uiteindelijke aanpak. Een algoritme is het volgen van een stappenplan waardoor een probleem opgelost wordt. Daarvoor heb je natuurlijk een duidelijk en in stukken opgedeeld probleem voor nodig. Voorgaande onderdelen gaan hier dus aan vooraf.